In het venster Programmacode kunt u de volgende toetscombinaties gebruiken:
Sneltoetsen | Werking |
---|---|
F1 | Contextafhankelijke Help-informatie weergeven bij functies, instructies, methoden, eigenschappen of gebeurtenissen. |
F2 | Het Objectenoverzicht weergeven. |
F9 | Onderbrekingspunten instellen of verwijderen. |
CTRL+SHIFT+F9 | Alle onderbrekingspunten wissen. |
F5 | Een Sub/UserForm of macro uitvoeren. |
F8 | De programmacode regel voor regel uitvoeren. |
SHIFT+F8 | De programmacode procedure voor procedure uitvoeren. |
CTRL+BREAK | De uitvoering van een Visual Basic-toepassing stopzetten. |
HOME | De cursor aan het begin van de tekst in een regel plaatsen. |
END | De cursor aan het einde van de tekst in een regel plaatsen. |
Dubbelklikken op splitsbalk | Splitsbalk verwijderen. |
SHIFT+F10 | Een snelmenu openen. |
ALT+F5 | Voert de foutafhandelingscode uit of geeft de fout als resultaat terug aan de oproepende procedure. Heeft geen invloed op de instelling voor foutopsporing in de tab Algemeen van het dialoogvenster Opties. |
ALT+F8 | Onderbreekt de foutafhandeling of geeft de fout als resultaat terug aan de oproepende procedure. Heeft geen invloed op de instelling voor foutopsporing in de tab Algemeen van het dialoogvenster Opties. |
CTRL+J | Eigenschappen/methoden weergeven inschakelen. |
CTRL+SHIFT+J | Lijst van constanten inschakelen. |
CTRL+I | Syntaxisinfo inschakelen. |
CTRL+SHIFT+I | Parameterinfo inschakelen. |
CTRL+SPATIEBALK | Woord aanvullen inschakelen. |